Tekst: Martin Desloovere
Eerder in de gang, links in het halletje, is
de toeschouwer ondertussen al enigszins overdonderd door een wandvullend doek van
Merlyn Paridaen. Het werk verwijst eveneens rechtstreeks naar de
vervoerssector: op een achtergrond van twee vlakken in steenrood en oranje
staat bovenaan met gulden letters het woord “Transport”. Het grote formaat van
dit schilderij, een truck waardig, blijkt eerder uitzonderlijk bij deze
kunstenaar, maar de basiselementen duiken ook in zijn andere, kleinere werken
op: het gebruik van achtergrondvlakken in (vaak twee) felle kleuren – hier met
des te meer impact tegenover de veelal vaal geworden kamermuren – met daar
overheen woorden in grote letters, die het werk een opvallende ritmering verlenen
en waarvan de betekenis vaak intrigeert.
Zo duikt een tweede werk van Paridaen op in de
galerie-kamer: over een geel-oranje achtergrond roept de naam “Spinoza” meteen
een hele (denk)wereld op, meer bepaald van de zeventiende-eeuwse,
Portugees-Nederlandse filosoof, bekend (en in onze tijden weer groeiend
‘populair’) omwille van zijn pleidooi voor (godsdienst)tolerantie en vrijheid
van meningsuiting. Paridaen heeft de letters van de naam overigens in diverse tinten
blauw geschilderd, gespiegeld rond de middelste N. Die ingreep lijkt de
ritmering door de letters nog een extra dimensie te geven, maar is misschien ook
ingegeven door het genuanceerde denken van de vernoemde filosoof?
Op de vloer in de kamerhoek onder het
‘Spinoza-doek’ duikt een bekende figuur van een heel ander allooi op: een
beetje onderuitgezakt zit daar Kermit de Kikker, presentator van The Muppet Show, een absolute televisie-hit
in de late jaren zeventig. De aanwezigheid van dit figuurtje – zeker in de
buurt van (de vermelding van) de grote filosoof – roept een brede glimlach op
en lijkt eerst niet méér dan een kleine spielerei vanwege kunstenaar Michiel
Ceulers. Worden de toeschouwers hier terloops de andere Muppets uit de show? Of
wordt misschien gesuggereerd dat zij – met hun meningen en oordelen over de getoonde
kunstwerken – de rol opnemen van Statler en Waldorf, het kritische duo dat
vanop het theaterbalkon commentaar gaf op de gepresenteerde Muppet-optredens?
Maar de lach vergaat al snel voor wie de
moeite neemt om het sculptuurtje even grondiger te bekijken: Ceulers heeft
gekozen voor een ruw gemaakte versie van Kermit, in een soort klei die
afbrokkelt naarmate het droogproces vordert. Dit zorgt voor een aangrijpende
werking van het beeld door de (tentoonstellings)tijd heen: naarmate met de
dagen de klei opdroogt, valt het beeldje steeds verder uit elkaar en wordt het
een fragiele, desintegrerende aanwezigheid. Daardoor haalt dit grappig ogende
groene figuurtje onverwacht maar nadrukkelijk melancholie en tristesse, tijd, vergankelijkheid
en breekbaarheid in de tentoonstelling binnen: Kermit ligt er bijna
uiteengevallen op de koude vloer in een hoekje wat verloren bij. Tenslotte ligt
de glorietijd van The Muppet Show al
enkele decennia achter ons, net zoals die van het ‘Routier’-pand. De verhalen
van toen zijn onder het stof geraakt, ‘de lach en de traan’ echoën mogelijk nog
vaag na, maar de histories zijn verbrokkeld, de personages tot schimmen herleid
– waar zijn ze nu, hoe vergaat het hen, wie waren ze überhaupt?
Vragen omtrent identiteit tekenen ook het werk
van Nikolaas Demoen. Van hem hangen twee ovalen – een veel voorkomende vorm in
zijn werk – aan de muur, een beetje overlappend als gold het een tekening van
wiskundige verzamelingen. De ene ovaal, staand, doet denken aan een gezicht; de
andere lijkt, liggend, naar een oog te verwijzen. In het metaalgrijs en
metaalblauw ziet de toeschouwer zich weerspiegeld, maar slechts in vage
contouren: dit zijn geen spiegels, details van gezichten zijn niet waar te
nemen. Er lijkt een vraag rond aan- en afwezigheid, rond identiteit te worden
gesteld, ook in Demoens andere werk in de galerieruimte: op een als tafel
opgestelde lichtbak ligt een negatief beeld van een persoon naast een rek in
een kamer. Ook hier zijn de contouren te zien, maar ze zijn diffuus geworden,
de figuur heeft als het ware zijn materialiteit verloren, is aan het vervagen,
aan het verdwijnen in de kil-witte tl-licht-leegte erachter en eromheen. Alleen
het masker lijkt tastbaar te blijven, de ware identiteit is onbereikbaar.
Een gelijkaardig masker ‘ontmoet’ de
toeschouwer later in de leefruimtes boven, nonchalant maar heel reëel
opgehangen aan de rand van een rek, alweer, maar naar de menselijke figuur die
er (potentieel) achter zit, moeten we telkens op zoek.
Op zoek lijkt ook het personage in Demoens
video, eveneens op de eerste verdieping, waarin opnieuw twee ovalen opduiken.
Met het groen-blauwe ovaal onder de arm loopt een man – zijn gezicht zien we
niet – aftastend heen en weer langs heggen, die doen denken aan (de rand van)
een labyrint. Vervolgens staat dezelfde persoon in een binnenruimte bij een
tafel waarop hij de groen-blauwe en de metaalgrijze ovalen in verschillende
composities tegenover elkaar verschuift. Maar de zoektocht naar de ‘juiste’
verhouding tussen de vlakken, naar de krachtigste uitdrukking van de
kunstenaarsgeste, lijkt (voorlopig?) geen bevredigende uitkomst te bieden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten