le routier
LE ROUTIER
woensdag 25 september 2013
dinsdag 24 september 2013
zondag 22 september 2013
VAN MUIZEN EN STERREN
Tekst: Martin Desloovere
Een merkwaardige
constructie treft de toeschouwer aan in het tweede deel van de huiskamer, de
laatste expositieruimte. Tegen de achterwand, recht tegenover de buitenramen,
hangt nog een groot werk van Michiel Ceulers: een isomoplaat is bewerkt met
onder meer bijenwas en chocolade en kreeg een aantal muizenvallen opgekleefd,
evenals vijf kleine isomoplankjes (er zijn sporen van een afgebroken zesde),
als was het geheel ooit bedoeld als – opnieuw – een rekje. Het is een eenvoudig
beeld, dat de sfeer in de kamer echter sterk bepaalt, misschien mede door de
geur van de was en chocolade. Maar zeker ook omdat – net als met zijn Kermit
beneden – Ceulers erin slaagt op een sobere manier, zij het niet zonder knipoog
(het aanbrengen van de muizenvallen lijkt een grapje, maar brengt anderzijds
wel expliciet de dood als thema binnen), opnieuw gedachten op te roepen aan
vergankelijkheid, breekbaarheid, het vlieden van de tijd…
Tegelijk gaat het om een
tamelijk minimalistische constructie, zoals er ook één aan de overkant van de
kamer aangetroffen wordt, in een hoek op de vloer beneden naast de ramen: geschilderd
in een intens blauw, ligt er een soort tapijt in een bak met opstaande randjes
van enkele centimeter hoog. Het blijkt een ‘mal’, gemaakt door Jan Wyffels, om
er – eindeloos – gele sterren mee te maken. Die combinatie van blauwe
achtergrond en gele sterren refereert uiteraard aan Europa – aan de eindeloze
mogelijkheden ervan, of misschien net aan de limieten? De kunstenaar hanteert
zijn (nooit gelijke) gegoten sterren ook als ‘rating stars’. Maar hoe waardevol
zijn de sterren nog, als ze makkelijk steeds maar bijgeproduceerd kunnen
worden? Zijn er eerder in de tentoonstelling trouwens ook al niet enkele vragen
over (massa)productie opgedoken?
Waren bak en ‘tapijt’ niet
in dat intense blauw, ze zouden een geïmproviseerd bed van een dakloze kunnen
voorstellen. Is het die associatie of zijn het de Europese kleuren die de gedachten
van de bezoeker via het nabije raam weer mee naar buiten nemen? Naar het
café-raam met het peep-show-blad waar de wandeling door de expositie begon.
Naar het stukje Gent, zo goed zichtbaar vanop deze eerste verdieping, waar trucks,
treinen en schepen de stad voortdurend in verbinding houden met de rest van
Europa, met de rest van de wereld, via een ongekend aantal routes. Een stukje
Gent dat opgewaardeerd moet worden, binnenkort, een proces waarin ‘rating
stars’ in zekere zin een belangrijke rol zullen spelen. Een stukje Gent waarvan
iemand over afzienbare tijd – misschien – eens zal zeggen: “Weet je, er was
daar vroeger, aan dat plein op de plek van die nieuwe luxeappartementen, een
truckerscafé waar ze goeie spaghetti serveerden. Het moet daar ook heel eventjes
een ‘kunsthuis’ geweest zijn. Het heette, geloof ik, Le Routier.”
dinsdag 17 september 2013
zondag 15 september 2013
KAST, TAFEL, BRONS
tekst: Martin Desloovere
Enige tijd geleden besloot bewoner van het
huis en initiatiefnemer van de expositie, Jan Wyffels, om een paar nieuwe
meubelstukken zelf te maken. Hij koos ervoor om zich te baseren op het boekje Autoprogettazione van de
Italiaanse kunstenaar en meubelontwerper Enzo Mari, uit 1974, veeleer dan voor de
traditionele weg om kant-en-klare Ikea-bouwpakketten in huis te halen. Meteen
deden in zijn opzet thema’s als (massa- en re-)productie, origineel versus
kopie, appropriatie en (de)constructie hun intrede en kreeg een en ander de
allure van een kunstproject: Wyffels zou zich niet zonder meer houden aan de
instructies uit het boekje, waarin gedetailleerde plannen voor 19 verschillende
meubelstukken zijn opgenomen. Zo vatte hij het werk aan de door Mari
voorgestelde (kleer)kast aan, maar besliste wel om de achterwand er niet
‘normaal’ rechtstaand in te zetten, maar wel diagonaal: wanneer men de kast
opent, ziet men de achterwand van achteraan boven naar vooraan beneden lopen,
wat uiteraard meteen de functionaliteit van het meubel als opbergkast aanzienlijk
vermindert, maar er integendeel een sterker Donald Judd-achtig sculpturaal karakter
aan verleent. De kast is dan ook niet gewoon tegen de kamermuur aan gezet, maar
staat als een kunstobject vrij in de ruimte, te bezichtigen aan alle kanten.
Dat sculpturale aspect is ook aanwezig bij de twee tafels die Wyffels naar
Mari’s plannen heeft vervaardigd: alleen vallen ze aanvankelijk minder als
(kunst)objecten op, omdat ze als ‘gewone’ tafels, in hun dagdagelijkse functie
gebruikt, in de kamer staan. Het gaat om twee uitvoeringen van hetzelfde model,
alleen is de ene tafel in blank hout gelaten terwijl de andere in een felgele
kleur is gestoken.
Op de blankhouten versie in een
hoek van de kamer staan, leunend tegen de muur, twee grote ingelijste
aquarellen van Damien De Lepeleire. De werken sluiten aan bij zijn reeks Bronzen
uit de Renaissance, waarbij De Lepeleire de beelden niet schildert met de
originelen als model, maar wel op basis van (slechte) reproducties ervan die
hij vindt in bijvoorbeeld oude (en goedkope) catalogi. De net aangehaalde
thema’s van toe-eigening, origineel/kopie, deconstructie/ reconstructie zijn
eigen aan het oeuvre van De Lepeleire en worden hier dus ook nadrukkelijk
verder aan de orde gesteld. Ze blijken nog ‘vermenigvuldigd’ te worden wanneer
men ontdekt dat de twee schilderijen die bij de eerste oppervlakkige blik zo
goed als identiek overkomen, toch heel wat kleine verschillen vertonen, al is elk
werk een weergave van hetzelfde mythologische verhaal over De ontvoering van
Deianira door de centaur Nessus. Het schilderij links gaat op een beeld van ‘meester’
Giambologna; het schilderij rechts op de kopie die Antonio Susini, een leerling
van Giambologna, gemaakt heeft naar het origineel van zijn meester. Als men dan
nog weet dat Giambologna de versie van zijn leerling eigenlijk als beter dan
zijn eigen oorspronkelijke beeld beschouwde, worden de gestelde thema’s zo
mogelijk nog intrigerender...
Keert de ‘aldus bevraagde’
bezoeker zich om, dan ontdekt hij de tweede, geel geschilderde tafel van
Wyffels-naar-Mari: de kwestie kopie/origineel wordt nog een tikje meer in vraag
gesteld. Op de gele tafel staan sculpturen van Wyffels zelf: delen van uit
elkaar gehaalde statieven, die hij bekleed heeft met epoxy, waarna die extra
laag bewerkt werd tot een licht-ruwe, gebroken-witte ‘huid’. Al doen deze
objecten veeleer denken aan beenderen, opgegraven delen van (ongewone)
skeletten, misschien uit een massagraf uit de een of andere oorlog, want zoals
de statiefonderdelen hier staan opgesteld, kan men er ook verwijzingen in zien
naar raket- of granaatlanceerders, monteerbare geweren… Maar natuurlijk zijn ze
in eerste instantie ‘gewoon’ sculpturale objecten die in allerlei constellaties
kunnen worden gecombineerd en gepresenteerd. De deconstructie leidt – in alle
werken in deze kamer vrij letterlijk – tot veelzijdige creatie en modulaire
(re)constructie.
Abonneren op:
Posts (Atom)