Tekst: Martin Deloovere
Suggereert Demoens werk-met-lichtbak in de
galerie beneden een witte oneindigheid waarin identiteit moeilijk te grijpen
is, dan roept het kleine werk van Frank Van Hiel in de directe nabijheid een
heel andere, strakkere wereld op. Drie gelijke, gele cirkels zijn gedeeltelijk
overlappend tot een eenvoudige, organische,
nierachtige vorm samengebracht. Door het driedubbele kader dat de
tekening omsluit, roept het werk de indruk op van een levend organisme dat
ingetoomd, opgesloten wordt. Het zorgt voor een gevoel van beklemming, in
scherp contrast met het andere werk dat Van Hiel hier ter plekke heeft gemaakt:
een wandvullende muurschildering in de keuken boven, van een vreemde vorm,
grilliger, hoekiger – het doet denken aan een uitvergrote versie van een metalen
montageplaatje uit een of andere industrie. Al doen dergelijke associaties er
hier wellicht weinig toe: in deze kook- en eetruimte werkt de schildering in
elk geval heel vervreemdend, terwijl ze tegelijk de ruimte lijkt op te rekken.
Een even aliënerend effect heeft overigens het
tweede kunstwerk dat in de keuken geïnstalleerd is. Tijdens het bekijken van de
ruimte en de muurschildering van Frank Van Hiel, is men zich vaag bewust van
een schurend gepiep, dat aanvankelijk ergens vanuit het huis schijnt te komen,
mogelijk van andere bezoekers. Tot het langzaamaan duidelijk wordt dat het
geluid in een ‘loop’ voortdurend terugkeert en tot de klankband van een korte
video van Piet Mertens behoort. Die wordt afgespeeld op een klein
televisiescherm dat tussen de planten in een groene hoek van de keuken staat
opgesteld, weliswaar met een gordijn eroverheen, zodat het beeld nauwelijks te
zien valt. De werkelijke oorsprong van het ‘lawaai’ is dus visueel niet vast te
stellen. Het klinkt als iemand die op sportschoenen in een museumzaal rondloopt,
of als het piepen van autobanden op de vloer van een parkeergarage - in elk
geval een geluid dat hier helemaal niet thuishoort en een veel grotere ruimte
evoceert. Een heel effectief en interessant voorbeeld van de impact die (soms
zelfs heel eenvoudige) geluidskunst kan hebben.
Ook in de galerieruimte beneden heeft Piet
Mertens een merkwaardige ingreep gedaan: er staat een geheel wit geschilderd
soldatenwachthokje, zonder meer. Het op zich eenvoudig herkenbare object roept
veel vragen op. Is dit een plek waar de kunstenaar ‘bescherming’ kan zoeken? Of
is het veeleer de weliswaar nogal krappe ruimte waar de kunstenaar de wacht
optrekt als een soldaat ter verdediging van de kunst – als een ‘krijger van de
schoonheid’ zoals bij Jan Fabre? Een krijger in de zin van een ‘vechter voor’,
of misschien in de zin van ‘diegene die krijgt (en doorgeeft)’. In een (Duitstalige
versie van een) tekst die de bezoeker boven bij het werk van Damien De
Lepeleire aantreft, heeft semioloog en kunsttheoreticus en –criticus Aldo
Guillaume Turin het over Nietzsche die “ooit in zijn typologie van de mensen de
priester en de kunstenaar de opdracht (heeft) toegewezen om ons bij te staan in
onze verwarring in het aanschijn van de overal loerende bedreigingen en
opgelegde beproevingen – waar in onze tijd nog heel andere uitdagingen
bijkomen, zoals bijvoorbeeld de vraag hoe men met vrijheid omgaat, wanneer er
geen binding meer is met een bovenaardse wereld.” Een wachthokje is bij die
opdracht misschien wel een welkom schuiloord…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten